Mid-zomer: de populieren die staan te ruisen in de harde wind, als je eronder door loopt is het alsof duizenden blaadjes zachtjes in hun handen klappen. De zee, die ook ruist, maar op een enthousiastere, energiekere manier dan de bomen. De stad, die absoluut ánders klinkt dan in andere jaargetijden: relaxter, zachter, mellow, met minder getoeter, en minder rondzoemende gedachten.
IJverige grasmaaiers in de vroege ochtend. Luie jazzmuziek, van Miles Davis bijvoorbeeld, zachtjes uit een open raam, in de blauwe avond. Een zoemende mug. Het gepraat en gelach op de terrassen, tot aan sluitingstijd en daarna, zelfs als het fris is en je buiten een dikke trui of zelfs een paraplu nodig hebt – zodat wie bij die terrassen in de buurt woont, pas heel laat in slaap valt.
Díe mensen slapen waarschijnlijk met het raam dicht, maar anderen houden in de nacht het raam op een kier. Zodat ze om een uur of vier wakker worden van het onweer dat eerst met een indrukwekkend lage bas in de verte rommelt en vervolgens krakend, vlak boven het dak uithaalt.
Overdag klinken de zwaluwen. Natuurlijk, de zwaluwen die boven de stad dat hoge, nergens mee te vergelijken geluid maken. En als we het toch over vogels hebben: de eksters, die aan de buitenwereld alleen hun schelle, harde stem laten horen, maar die onder elkaar lieve, zachte pruttelgeluidjes maken. Een gelukje: als je je onopvallend houdt, vang je daar soms een flard van op.