Elders viel er ijsregen en was het gevaarlijk om naar buiten te gaan. Hier hing een mist over het plein die alles grijs kleurde, mensen liepen met hun handen in hun zakken snel door naar de volgende winkel. Overal uitverkoop.
Ik probeerde een plekje voor mijn fiets te vinden en parkeerde hem tenslotte maar tegen een muur, vlakbij een leveranciersingang. Een man met een fluorescerend geel hesje kwam haastig naar me toe. “Dat mag niet, mevrouw.” Ik vroeg waarom niet. Er zou zo een vrachtauto het een en ander komen afleveren en die kon dan per ongeluk mijn fiets pletten. Toen ik zei dat ik het risico wel wilde nemen en bovendien zo weer terug zou zijn, mocht de fiets blijven staan.
Zo is dat hier – regels zijn regels, maar flexibiliteit gaat boven alles.
Ook al vroor het niet, mijn vingers voelden aan als ijs. Snel stak ik het plein over, kriskras langs lege, verkleumde terrasstoelen en tafeltjes. De stad was rumoerig, als altijd, maar boven het boven het gezoem, gepiep, gepraat klonk een lied. Een diepe mannenstem galmde hoog over de terrassen, de verkeerd geparkeerde fietsen en de auto’s.
Ik stond stil en keek omhoog. Een raam op een hoge verdieping stond wijd open, dat was de plek waar werd gezongen. De bas golfde vanuit het raam in een sierlijke beweging naar beneden, naar mij en alle anderen die nu luisterden. `Come, come, come,’ hoorde ik, steeds opnieuw herhaald. Even was er een adempauze en toen klonk weer: ` come, come, come, come.’ Het was een zangoefening, maar wat een betoverende.
Even een stilte en dan opnieuw dat lied. `Come.’ Er bleven meer mensen stilstaan. Wie werd er door die stem geroepen? Ik blies op mijn verkleumde handen en terwijl het lied door de mist gleed en langs de gebouwen krulde, besefte ik wat het antwoord op die vraag was. De zanger gebruikte zijn zingen om te verleiden. Om de lente te verleiden naar ons toe te komen, dwars door de januari-somberheid heen. Kom, lente, kom narcissen, kom eerste zon.
De terrassen leken opeens minder verkleumd, ze waren vol verwachting. Pas toen het lied uit was, liep ik verder.