De premier gaat ervoor, de staatssecretaris gaat ervoor, de nieuwe secretaresse gaat ervoor, de deelnemers aan The Voice of Holland gaan ervoor, net als de beroemde acteur en heel Volendam. De leerlingen in de eindexamenklassen gaan ervoor, en hun docenten ook.
De politieagent die zijn bonnen uitschrijft, de verzuurde columnist, de vrouw verderop in de straat die altijd blij kijkt, de verkoopster in een lege winkel, de bakker die geen last van de crisis heeft omdat mensen nu eenmaal brood moeten eten – allemaal gaan ze ervoor. En de voetballers gaan er zelfs 200% voor.
Het klinkt daadkrachtig en heel erg `nu’. Maar wie de voor de hand liggende vraag stelt, krijgt geen antwoord. Wáár gaan al die mensen voor? En waar naartoe?
De mensen die ervoor gaan, gaan helemaal nergens naartoe. Ze doen alsof, of ze weten het eigenlijk ook niet. `Ervoor gaan’ suggereert veel, maar betekent niets.