Iedereen is uniek. En tegelijk is niemand uniek: zie bijvoorbeeld de fotoseries die Ellie Uyttenbroek en Ari Versluis maakten van overeenkomstig geklede mensen.
Maar we zouden het wel heel graag willen zijn – enig in de wereld, heel bijzonder. De gemakkelijkste manier om dat te bereiken is via de spullen die je bezit. Via de kleding, sieraden, gadgets, de inrichting van je huis – daarmee kun je je van de mensen om je heen onderscheiden.
Producenten en winkels weten dat natuurlijk ook. De drang om uniek te zijn is een belangrijke motivatie achter veel aankopen. Daarom is het voor hen zaak om hun eigen producten zo uniek mogelijk te maken. Iets wat nog niet zo gemakkelijk is – bijna alles is immers al eens eerder bedacht en gemaakt. (zoek maar eens op internet onder de term `unieke producten’ en klik dan op `afbeeldingen’).
Bij afwezigheid van écht unieke spullen, doen winkeliers het dus anders: ze proberen uit alle macht om hun waren uniek te laten líjken. Als ze daar taal bij gebruiken, blijkt het moeilijk om het begrip `uniek’ op een aantrekkelijke, verleidelijke manier in woorden te vangen. De laatste tijd merk ik steeds vaker dat verkopers dan maar geen moeite doen. Ze prijzen hun producten rechttoe-rechtaan, heel simpel en plat aan.
Unieke mutsen! Unieke handschoenen! Een unieke laptop! Een unieke aanbieding!
En als je dan toch even een blik in de winkel werpt, zie je doodgewone mutsen, handschoenen die zo onopmerkelijk zijn dat je ze zo zou vergeten en in de trein zou laten liggen, een dertien-in-een-dozijn laptop. Een aanbieding waar je je neus voor optrekt.
Uniek – dat betekende enig in zijn soort. Maar nu niet meer, nu is alles uniek.