In de schemering fiets ik door een stille straat. Aan de ene kant is een wijk met huizen voor de happy few, aan de andere kant een park. Een jogger komt me tegemoet, passeert hijgend. Het ruikt naar herfst – die ondefinieerbare geur van weemoed vermengd met regen en rottend blad.
Ik overweeg te stoppen om mijn fietslamp aan te zetten, maar rijd nog even door. Het wordt donkerder, de kleur is bijna uit de dag verdwenen.
Dan zie ik een meter of twintig verderop iets voorbij schieten. Iets dat rood en snel is. Mijn hersens hebben even nodig om te interpreteren, maar dan snap ik het: ik heb een vos gezien.
Midden in de stad steekt een vos de straat over, van het park naar een chique tuin. Op een draf, oren laag in de nek, rode pluimstaart sliertend achter hem aan. Misschien is hij undercover, is het niet de bedoeling dat hij wordt gezien. Maar ik voel me toch – ja, ik voel me vereerd.