Het is de eerste dag van het nieuwe jaar. Het regent. Op straat worden de kartonnen hulzen en dozen van het vuurwerk tot een vieze pap.
In een huis aan de overkant gaat een raam open. Heel wijd, alsof het een stralende zomerdag is. Ik wacht.
Dan drijft er een enkele, ragfijne bel het raam uit. En dan nog een. En nog een, een hele serie zeepbellen achter elkaar. Ze dansen op de wind, tussen de kale bomen, over het drassige grasveld, over de stoep, over de auto’s, over de papperige vuurwerkresten, naar de andere huizen in de straat, de balkons, de ramen. Over de hele stad.
Een feestelijke slinger van bellen, om het nieuwe jaar te versieren. Het is opgehouden te regenen.