In de achtertuin hangt een roze wolk. Vanuit mijn werkkamer, een verdieping hoger, heb ik een goed uitzicht. Hij deint wat op en neer, pronkt wat, en is vooral overweldigend roze.
De roze wolk is een bloeiende prunus. Hij is zo aanwezig als een charismatisch persoon. Als ik mijn werkkamer, slaapkamer, keuken binnen loop en naar buiten kijk, is de prunus het allereerste wat ik zie. Een en al roze is het aan de andere kant van de ramen. De boom laat zich niet negeren.
En tegelijk is hij zo zacht, aandoenlijk bijna, met al die dotten roze bloesem aan zijn buigzame takken. (Op een dag in de winter zag ik een keer de benedenkat in de prunus klimmen. Ik hield mijn hart vast toen de poes zich op zo’n soepele tak neerzette. De tak boog door onder het toch geringe kattegewicht, maar hield stand.)
De prunus kenmerkt zich door een combinatie van onverzettelijkheid en zachtheid. Nooit was dat duidelijker dan in de afgelopen week. Precies toen de boom in volle bloei was gekomen, nam een allerlaatste winterweek midden in de lente bezit van de natuur. Regen, hagelbuien en harde wind, veel harde wind.
Ik hield opnieuw mijn hart vast. Elke ochtend van die winterweek verwachtte ik bij het opstaan een verslagen boom te zien: kaal en nat, de bloesemblaadjes verregend op het gras.
Dat gebeurde niet, hoe hard het ook waaide en hoe scherp de hagel ook was. Nu lijkt de kou het land uit getrokken, en de prunus is nog altijd zichzelf: een deinende roze wolk. Bijna helemaal in tact.
Het is verleidelijk om die roze onverzettelijkheid een symbolische betekenis te geven. En vooruit, laat ik dat dan maar gewoon doen: de zachte krachten zullen winnen in ’t eind.