Hij kocht een reep donkere chocola met zeezout in de gezonde winkel waar ik nog stond te bedenken of ik vanavond wraps of toch ovenschotel zou eten. Hij rekende af en liep snel naar buiten, de lentezon in.
Ik keek het meisje achter de toonbank aan, ongetwijfeld met een enigszins verbaasde blik. “Ja, hij komt hier elke dag, elke dag voor dezelfde chocola,” zei ze.
Toen ik met mijn tas met groenten en wraps de winkel uitging, zag ik hem aan de overkant van de straat. Daar stond hij, heel stil, gezicht opgeheven naar de zon, ogen dicht. Groot gelijk, als het even mooi weer is, moet je daar van genieten. Een magere jongen in een lange, openvallende zwarte jas en met een zwarte bolhoed op zijn hoofd. Een enorme gebreide sjaal om zijn hals gewikkeld.
Een opvallende verschijning, maar er zijn wel meer bijzonder geklede mensen in de stad. Wat hem echt opvallend maakte was zijn totale onverstoorbaarheid.
Hij nam zijn zonnebad vlak naast een boom, zijn rug kaarsrecht, zijn hoofd een tikje achterover geheld. Midden op de smalle stoep, mensen moesten om hem heen lopen. Maar hij leek niet eens te merken dat hij een obstakel vormde voor kinderwagens en boodschappenkarretjes. Vol overgave, alle aandacht voor de zon.
Naast hem een miniterrasje, twee tafeltjes met stoelen zo dicht mogelijk tegen de muur geschoven. Hij stond op nog geen meter afstand van het tafeltje waaraan twee vrouwen hun eerste buiten-koffie dronken. Ze wierpen hem ongemakkelijke blikken toe en hun gesprek stokte.
Het deerde hem niet. Hij had ook een boom verderop kunnen gaan staan, verder weg bij het terrasje vandaan, een beetje uit de drukte. Niet nodig. Hij was zelf een boom, een tijdelijke boom in de zon, niemand kon hem iets maken.