Iedereen heeft wel een passie.
Is dat waar? Een passie is hevig: zweept je op, voert je mee, maakt alle andere dingen futiel. Een passie is een natuurkracht, een wervelstorm bijvoorbeeld, waar je je niet tegen kunt verzetten.
Zo’n intens gevoel is niet voor alledag. Het is zelfs vrij uitzonderlijk, en als het zich dan toch in je leven openbaart, is dat meestal kortstondig. Een passie die altijd maar door- en doorgaat zou immers alles wegbranden en niets van je overlaten.
Toch heeft iedereen een passie. Nederland is tegenwoordig een gepassioneerd land. De een heeft een passie voor gamen, de ander voor zijn vak als econoom. Weer een ander voelt een passie voor haar katten, of haar parkiet. Of voor figuurzagen, of kroketten. Een passie voor de bomen in de stad, voor het politieke debat, voor mooie schoenen, voor sporten, voor je eigen bedrijf – het komt allemaal voor. Passie is zo alomtegenwoordig, dat de vurigheid er inmiddels door het vele gebruik van af gesleten is.
Wie zegt: `ik heb een passie voor mijn werk’, bedoelt eigenlijk: `Ik vind mijn werk heel belangrijk’, of: `Mijn werk is mijn hobby’. Maar `hobby’, dat kan echt niet meer, dat is zo jaren negentig. Taal is een natuurkracht die voortdurend verandert.