Pas nog stond de lathyrus te jubelen in de tuin, maar een week en enkele regenbuien later is er geen sprake meer van vrolijkheid. Alle blaadjes zijn geel geworden, sommige zijn zelfs verdord, de overgebleven bloemen hangen verlept en moedeloos naar beneden. De bamboe stokken die de planten ondersteunen zijn een beetje scheef gezakt. Het onkruid floreert in de modderige grond. Meesjes pikken wat pitten uit de uitgebloeide zonnebloemen.
Ik ben een week niet langs geweest, heb de regenbuien thuis uitgezeten. Nu was ik van plan om een bosje lathyrus te plukken om in een blauw vaasje op mijn slaapkamer te zetten. No such luck.
Het is niet te begrijpen, zo snel als zoiets gaat. Van zomer naar herfst – in een enkele week. Had die zomer nog niet heel even langer kunnen duren? Ik heb het gevoel dat me iets is afgenomen. Zeur niet, zeggen sommige mensen, de nazomer is toch ook prachtig, met dat gouden licht. Ja, ja, ja. Maar de naam zegt alles: `na-zomer’. Een toegift, een moment van respijt voordat het gaat écht gaat regenen en stormen en voordat het al ’s middags donker wordt.
Na-zomer, dat is een zoethoudertje, een veel te klein snoepje dat kleverig wordt in je hand terwijl je eigenlijk zin hebt in een groot stuk citroen-merenguetaart.