De laatste tijd vragen nogal wat mensen me: hoe schrijf jij eigenlijk je boeken? Vaak bedoelen ze daarmee: hoe begin je? Hoe weet je of je op een enkel idee een heel verhaal kunt bouwen?
Tja. Elk verhaal ontstaat met een eerste idee, dat is waar. Een beeld of een intuïtie waarbij iets wringt, waarbij vragen worden opgeroepen. Een hand die een bloem fijnknijpt, een eenzame rode schoen op een verlaten terras, een man in pak, hurkend in de sneeuw.
Dat soort beelden zijn er in overvloed, je moet er alleen oog voor hebben. In het gewone drukke dagelijkse leven zie ik ze vaak over het hoofd. Dan fiets ik met een rotgang door de stad en zie alleen de auto’s die voor het stoplicht te dicht naast de stoep staan en die fietsers geen voorrang geven.
Pas als ik een luikje openzet – een mysterieus proces dat zich niet laat dwingen – verandert mijn dagelijkse blik in mijn schrijversblik. Dan kijk ik op een andere manier, naar de dingen ónder en naast de dingen. Wat is het leven opeens interessant, tientallen mogelijke verhalen zie ik – kies maar uit.
Twee huilende vriendinnen met een bakfiets, de een op de fiets, de ander in de bak. Een man die drie winterjassen over elkaar draagt en een bloedrode roos tussen duim en wijsvinger klemt. Een boek in een boekwinkel, met een briefje tussen de bladzijden gestoken: Dit is mooi.