De kans dat we een witte kerst krijgen is nihil. Toen ik dat in een krant las, vroeg ik me af wat de journalist die deze zin schreef eigenlijk bedoelde: er valt 100% zeker geen sneeuw met kerst, of er is een heel kleine, minieme mogelijkheid dat we op kerstochtend in een witte wereld wakker worden (want je weet maar nooit).
Ik denk dat de journalist dat laatste bedoelde. Hij of zij wilde nog een sprankje hoop bij de lezers levend houden – de liefhebbers van Bing Crosby en Jingle Bells hoefden hun sneeuwlaarzen nog niet weg te bergen.
Dat is raar, want de zuivere betekenis van `nihil’ is `niets, zero, nada’. Dus als er in de krant staat: `De kans dat we een witte kerst krijgen is nihil’, wil dat zeggen dat sneeuwval op 25 en 26 december uitgesloten is.
Maar die zuivere betekenis kennen we al lang niet meer. De kans dat het kabinet op korte termijn valt is nihil. Als we dat lezen, is de suggestie dat er ergens, ins blaue, een weliswaar flinterdunne, maar toch een reële mogelijkheid is dat we snel nieuwe verkiezingen krijgen. In deze tijd betekent `nihil’ dus niet meer het absolute einde van alle hoop die het woord vroeger betekende. Met zoiets absoluuts kunnen we niet meer overweg – de deur op een kier, dat ligt ons beter. Je weet maar nooit.