Het is een heel gewone straat met appartementen. Wat de straat prettig maakt, is dat er veel bomen staan, waaronder nogal wat hazelaars. Nu het herfst is, ligt de stoep vol met hazelnoten. Als ze nog in de boom hangen, zijn ze verpakt in een bolster met de vorm van een zeester, maar op de grond stuiteren de meeste noten uit hun verpakking.
Bewoners van de appartementen en voorbijgangers hebben geen oog voor de notenoogst. Buurtvogels zijn wel geïnteresseerd. Kauwtjes, eksters en nog meer kauwtjes. In de herfst vieren ze hier feest. De eksters zijn het meest behendig, met hun scherpe snavel krijgen ze de noten wel open. Overal liggen lege doppen waarin een mooi rond gaatje is gehakt. De kauwtjes zijn iets minder handig. Sommige exemplaren slaan steeds opnieuw met hun snavel op een uitverkoren noot, en soms lukt het om het ding open te breken. Maar vaker blijkt de schil te hard. Slimme vogels duwen wat hazelnoten naar het midden van de weg, waar de auto’s ze kapot rijden
Mensen houden van vogels – kijk maar naar de uitstalling van vetbollen en pindaslingers in de winter. Je zou verwachten dat de bewoners uit de straat af en toe wat noten open trappen voor de wachtende kauwtjes en eksters. Eén vrouw voldoet aan die verwachting. Ze komt het portiek uit en pakt haar fiets. Zet die dan weer tegen het muurtje en loopt naar een van de hazelaars. De vogels zitten op een afstandje te wachten. Met haar hoge hakken stampt ze op een noot, en nog een, en nog een. Het kraakt onder haar voeten. De vogels schreeuwen dat ze honger hebben. Ze loopt naar een volgende boom en vermorzelt nog wat notenschillen. Ik spreek haar aan en zie een betrapte blik. “Het is verslavend,” zegt ze, “dat kapotmaken. En dan nog voor een goed doel ook.” Ze draait zich om en loopt naar de volgende boom.