“Op dat moment gaat de bel – iemand houdt zijn vinger er veel langer tegenaan geduwd dan noodzakelijk is. Ik schiet overeind en snel naar de voordeur.
Op de veranda staan drie kleine monsters: een draak met rode ogen en groene schubben over zijn hele lijf; daarnaast een zwart gedrochtje met rode oren en enorm grote paarse mond, en achter hem een zwarte heks met hoge puntmuts en een pukkel op haar neus.
Ik deins achteruit, zo onverwacht is hun verschijning bij mijn huis. De monstertjes springen op en neer en krijsen: `Trick or treat! Trick or treat!’
Mijn Engels hapert, ik vind de juiste woorden niet om hen te antwoorden. Er komt iemand achter me staan.
`Alsjeblieft, dit is voor jullie. Happy Halloween.’ De engel geeft de verklede kinderen ieder een appel. Wonderlijk genoeg zijn ze tevreden met zo’n weinig spectaculaire traktatie. Ze bedanken in koor en rennen het trapje af, de straat op.
`Dank je,’ zeg ik. `Je hebt zojuist mijn leven gered. Ik was helemaal vergeten dat het Halloween is.’
Samen zoeken we in de keukenkastjes naar zoetigheden die als zoenoffer voor de kleine spoken kunnen dienen. Er zijn geen appels meer, maar ik vind een zak Engelse drop die ik bij mijn vertrek op het laatste moment in mijn koffer heb gestopt. De engel diept ergens nog een pak chocoladekoekjes en een doos citroenzuurtjes op.”
Uit: Een stil vertrek