Dit is mijn 138e blogbericht op rij. Vandaag is de tweede dag op rij dat het geen mooi weer is. En het is derde uur op rij dat ik vanochtend achter de computer zit.
Dat klinkt toch indrukwekkend? De woorden `op rij’ doen de oren spitsen en scherpen de blik, ze geven aan dat hier iets belangrijks aan de hand is. Dat is waarschijnlijk de reden waarom we deze uitdrukking zo vaak horen en lezen. Journalisten zijn er dol op.
Dit is de derde verkiezingsnederlaag op rij. Vanavond maken we voor de tweede keer op rij mee dat hij vals zingt. We zien hier de achtste spelerswissel op rij.
`Op rij’ – ik vind het een onsympathieke woordencombinatie. Door het ontbreken van een lidwoord suggereert de uitdrukking zakelijkheid en feitelijkheid. Hier kan niemand een speld tussen krijgen. Maar deze no-nonsens is schijn. Heel vaak is `op rij’ betekenisloos, en wordt alleen gebruikt omdat het een futiele constatering zo lekker gewichtig doet klinken. We zijn hier getuige van de derde verregende wielerklassieker op rij. So what? Op zijn best zijn de twee woordjes een synoniem van het veel minder pompeuze `achter elkaar’.
Ik doe een voorstel: laten we tien weken op rij `op rij’ vermijden om daarna te evalueren of we het hebben gemist. Ik durf te wedden van niet.