Op tv en in kranten praten mensen al over een Elfstedentocht. Ik vraag me af wat de krokussen die nu al overmoedig uitkomen van de vorst vinden. En de merels die ’s ochtends al zo hard zingen. En de eenden die vrolijk in de sloten zwemmen.
Ja, wat gebeurt er eigenlijk met de watervogels als het water bevroren is? Ik herinner me dat Holden Caulfield, de hoofdpersoon in The Catcher in the Rye, diezelfde vraag stelt. Of het boek daar ook een antwoord op geeft, weet ik niet meer.
The Catcher in the Rye is zo’n boek dat je leest als je ongeveer net zo oud bent als Holden – een jaar of 17 – en dat dan een verpletterende indruk maakt. Zo’n boek waardoor je denkt dat je doorziet hoe de wereld in elkaar zit. Zo’n boek waarvan de weemoedige sfeer heel lang om je heen blijft hangen, als een droevig liedje. Zo’n boek dat je waarschijnlijk maar niet moet herlezen als je geen 16 of 17 meer bent.