De vogels zingen alsof het lente is en sinds 21 december hebben we per dag al zo’n 16 minuten langer licht. De feestdagen zijn definitief voorbij, ook al hangt de feestverlichting nog in de winkelstraten.
De kerstbomen die al dagenlang in groepjes langs de stoep op de vuilnisophalers wachten, zijn het duidelijkste teken dat we nu echt een streep hebben gezet onder de decembergezelligheid. In sommige hangt nog een stukje slinger van goudlamé. Ze hebben iets triests over zich, die afgedankte exemplaren. Vooral de bomen die in een pot staan, en die dus in theorie nog ergens in een bos een nieuw leven zouden kunnen beginnen. Geen kans, straks worden ze vermalen in de vuilniswagen.
Voor je het weet, ben je ervan overtuigd dat de dingen hun eigen leven hebben. (Ik laat hier in het midden of en afgedankte kerstboom inderdaad een ding is, of dat planten en bomen toch onder een andere categorie vallen.)
Wie dat idee tot zich door laat dringen, kan niet meer achteloos door de wereld gaan. Het gevaar van deze gedachtegang wordt nog het best geïllustreerd door de bekentenis die Rick van der Ploeg pas in Trouw deed: één haakje in de muur dat een schilderij of een andere last moest dragen vond hij maar zielig. Nee, hij hing er altijd een paar haakjes naast, dan konden ze onder elkaar het gewicht verdelen.
Daar kun je om lachen, maar ik begrijp Rick. Ik kan nu geen haakje meer aan de muur zien, zonder te denken: zielig. Nog even en het is onmogelijk om een afgedragen shirt weg te gooien omdat ik me zorgen maak dat het kledingstuk zich afgeschreven voelt.
Dat is een heilloze weg, dat snapt iedereen.
Nee, ik moet van dat idee af. Dit is dus mijn voornemen voor het nieuwe jaar: als ik straks langs die kerstbomen op straat loop, keur ik die geen blik waardig, laat staan dat ik met ze meevoel. En dat oude t-shirt – dat gaat zo meteen in de kledingcontainer.