Iemand werd geïnterviewd op de radio, een heel cool iemand die zich bezighield met social media en dat soort zaken. Hij gebruikte zomaar, zonder haperen of aarzelen een oerouderwetse uitdrukking: `Ik heb kip noch kraai, hoef met niemand rekening te houden.”
Ik zat recht overeind. Kip noch kraai? Dat is een zinnetje dat ik zelf zelden uitspreek, maar ik dacht toch eigenlijk dat de juiste formulering `kind noch kraai’ was. Hmm, wat is logischer als je wilt laten weten dat je alleen op de wereld bent, alleniger dan Remi, alleniger dan koningin Wilhelmina, alleniger dan Ciske de Rat?
Ik zou denken dat `kind noch kraai’ de overtreffende trap is van `kip noch kraai’ Een kip praat immers niet terug, een kip zit niet gezellig naast je op de bank, een kip trek je geen kleertjes aan (er zijn mensen die hier anders over denken). Dus als het gaat om sociaal samenzijn, scoort een kind beduidend hoger dan een kip. Wie geen kind heeft, is dus meer alleen dan wie geen kip heeft (maar mogelijk wel een kind).
Er blijft wel één vraag over: wat doet die kraai in deze uitdrukking?
Magnolia
Bij het huis waar ik vroeger woonde stond een magnolia, bijna te groot voor de kleine voortuin. Het hele jaar door niet erg opmerkelijk, maar twee weken lang, in het vroege voorjaar bleven de mensen op straat staan. Zo mooi, die paarse bloemen, donker aan de onderkant, uitlopend in het lichtste lila. En zo veel, de takken en de stam gingen schuil onder een wolk van paars.
Toen we verhuisd waren, werd de boom door de nieuwe bewoners snel gekapt.
Nu bloeien overal in de stad de magnolia’s, de meeste wit of roze. Ik fiets een stukje om voor mijn favoriete exemplaren. En vraag me af of de magnolia een `hij’ of een `zij’ is. Bij een appel- of perenboom is dat een uitgemaakte zaak: dat zijn natuurlijk vrouwtjes met hun die kant-achtige, schuimende tere bloempjes.
Maar de magnoliabloemen hebben zowel mannelijke als vrouwelijke trekjes. Ze zijn elegant, met hun zachte ton-sur-ton kleuren. Maar stoer zijn ze ook: heb je de bladeren van de bloemen wel eens van dichtbij bekeken? Die zijn dik en leerachtig. Herman de Coninck noemde ze in een van zijn gedichten zelfs ‘grote witloofblaren’.
Niet onder één noemer te vangen dus. Dat is mooi, zo houdt de magnolia iets ongrijpbaars. Misschien kijk ik er daarom elk jaar wel zo naar uit tot hij (of zij?) weer bloeit.
homesick
Hier in de buurt wonen veel expats. Mensen die hun familie en veel van hun vrienden bijna alleen maar via skype spreken en zien. Die hun eigen huis aan de andere kant van de oceaan soms alleen rond kerstmis en in de zomervakantie bezoeken en er dan onwennig rondlopen in stoffige kamers.
In een van de appartementen in mijn straat woont een jonge Amerikaan. Aan het eind van zijn werkdag parkeert hij zijn racefiets tegen het hekje van de benedenburen, schuift zijn postman-bag wat opzij en neemt zijn fietshelm af. Hij draagt altijd, ook op de fiets, een donker pak met donkere stropdas.
’s Avonds kun je vanaf de straat in zijn huiskamer het blauwe licht van de tv zien, dat flikkert en beweegt alsof er binnen een discobal is. Toen de Amerikaan er pas woonde, stonden er witte hyacinten voor het raam. Dat was in de herfst, ik realiseerde me na een paar weken dat de bloemen wel van kunststof moesten zijn.
Sinds kort is er iets nieuws te zien. Vier vierkante grote, witte, losse letters, die als kunstobjecten naast elkaar in de vensterbank zijn opgesteld.
H – O – M – E.
Om hem eraan te herinneren: Home is where the heart is.
Voorjaarsmoe
Ha, dat is een paradox: voorjaar, en dan toch moe. Overal groene knopjes, vogels die heel hard zingen, elke dag meer licht en minder kou en bij het tuincentrum zijn de bakken met viooltjes niet aan te slepen. Door de straten rennen mensen op aerodynamische running shoes, overal zijn paaseitjes te koop in de meest exotische smaken.
Hoe kun je dan moe zijn, omringd door zoveel energie? Misschien juist daaróm, door de onontkoombaarheid van al die overvloedige energie en daadkracht. Daar wordt de lat nogal hoog gelegd – hoe kun je je daar aan meten?
Onmogelijk. Je kijkt om je heen en kan alleen maar denken: pff, ik ga maar weer naar bed.
Daarom, als troost, of als oppepper, of zomaar, een mooi liedje om voorjaarssomberheid te bestrijden (komt net als de voorjaarsvermoeiden langzaam op gang, maar dan…): klik hier.
Motto
Gemist
Mijn lange zwarte winterjas was bij de kleermaker. Na jarenlang gebruik was de voering gaan scheuren. Nadat ik steeds vaker bij koffie-afspraken mijn jas niet uit durfde te doen, besloot ik tot reparatie over te gaan. De kleermaker – eigenlijk de eigenaresse van een hippe winkel met zelf ontworpen mode – sprak lovende woorden: `Wat een mooi model, dat zie je niet vaak.’
Na twee weken was de jas nog niet klaar. Mijn korte rode tussenjas voelde karig. Ik ging informeren in de winkel. `We hebben het druk. Volgende week misschien,’ zei de kleermaker. Ze keek naar mijn sippe gezicht `Je mist hem.’
Een wezen van vlees en bloed kun je missen, een levenloos stuk stof niet.
Of toch wel?
De kleermaker trok haar wenkbrauwen op. Ik zuchtte. Ja, dat was het precies. Ik miste mijn jas. Ik miste zijn omhulling, de wapperende panden die zo’n fijn gevoel van haast gaven, zijn theatrale uiterlijk.
De kleermaker glimlachte, zulke melancholie zag ze vast wel vaker bij haar klanten.
De volgende dag belde ze: `Je kunt je jas komen ophalen.’
Een uur later stond ik al voor haar deur. Een tasje hoefde ik niet. `Ik doe hem gelijk weer aan.’
Dochters
De uitverkoop is bijna voorbij. In de winkels hangen helemaal achterin, in een slecht verlichte hoek, de allerlaatste resten winterkleren. Voor heel weinig geld: 50, 60, 70% korting. Een enkeling slaat haar slag, maar de meeste kopers hebben geen zin meer in wol en fleece. De winkeldochters schommelen zachtjes heen en weer aan de rekken. Niemand wil hen hebben. Muurbloempjes zijn ze, onaantrekkelijk, niet gewild, alleen.
Waar gaan ze straks heen, als de laatste vorst uit de lucht is en het dan toch eindelijk echt lente wordt? Naar de kelder, in afwachting van een volgende uitverkoop. Of naar het Leger des Heils, of een afvalcontainer achter de winkel die ’s ochtends heel vroeg wordt geleegd, als er nog bijna niemand op straat is. De dochters van de winkel – je zou ze uit medelijden allemaal wel willen opkopen.
Prikkebeen
Het is een raadsel hoe andere mensen dat doen: lezen in de trein. Ik wil alles zien, staar alleen maar uit het raampje. Naar koeien, gras, lucht.
Het lijkt bijna lente: er is een overvloed aan licht, dat ongefilterd over het land stroomt. Over een fietspad tussen weilanden zonder koeien loopt een klein gezelschap. Een heer in een lange donkere jas. een wandelstok in zijn hand, struikelt en valt. Zijn benen schieten omhoog. Ik moet denken aan meester Prikkebeen. De andere mensen kijken werkeloos toe.
Ik zou willen opspringen, hem overeind helpen. Heeft u zich bezeerd?
Maar de trein rijdt door, ik zie het groepje wandelaars niet meer. Aan de horizon drommen regenwolken. De gevallen man verdwijnt uit mijn gedachten.
Slinger
Het is de eerste dag van het nieuwe jaar. Het regent. Op straat worden de kartonnen hulzen en dozen van het vuurwerk tot een vieze pap.
In een huis aan de overkant gaat een raam open. Heel wijd, alsof het een stralende zomerdag is. Ik wacht.
Dan drijft er een enkele, ragfijne bel het raam uit. En dan nog een. En nog een, een hele serie zeepbellen achter elkaar. Ze dansen op de wind, tussen de kale bomen, over het drassige grasveld, over de stoep, over de auto’s, over de papperige vuurwerkresten, naar de andere huizen in de straat, de balkons, de ramen. Over de hele stad.
Een feestelijke slinger van bellen, om het nieuwe jaar te versieren. Het is opgehouden te regenen.
Uitverkoop
Kerstverlichting, kersttaart, kersttulband, kerstkoekjes, kerstchocola, kerstballen, kerstboeken, kerstfamiliefilms, kerst-cd;s, kerstmankostuums, Rudolf, kerstlingerie, kerstmutsen, kerstzakdoeken, kerstlippenstift, kerstjurken, kerststropdassen, kerstcomputerspelletjes, kerstparfum, kerstmagazines, kersttafelkleden, kerstservies, kerstengelen: nu in de AANBIEDING, halve prijs!