In de krant gebruiken ze net zoals op tv `teasers’: ultrakorte, intrigerende vooruitblikken die je verleiden om verder te kijken. Trouw plaatste op de voorpagina een prachtig kopje om een artikel verderop, in een katern, aan te kondigen: Een carrière als boom.
Ik was gehaast en las `Een carrière als een boom’. Dat roept iets heel anders op dan `Een carrière als boom’, waaruit maar weer eens blijkt hoe belangrijk de lidwoorden zijn. Maar dit terzijde.
Ik zag direct voor me wat daarmee werd bedoeld: een mooie loopbaan, waar de ene stap logisch volgde op de andere. Waar de basis – de leerjaren, eerste baan – heeft gezorgd voor een stevige worteling, en waar de volgende functies met elkaar een stevige stam creëren, steeds verder de hoogte in. De laatste baan is tenslotte de kroon van de boom en van de carrière.
Een imponerende boom, een brede eik of een stevige kastanje. De eigenaar van de carrière kan trots een stap achteruit doen en met haar hoofd in haar nek omhoog kijken naar die wijd vertakte top.
Ik bladerde verder en las het bijbehorende artikel. Dat ging niet over zakenmensen of politici. Maar over figuranten in een opera die een boom moesten uitbeelden. Meedoen in een creatief proces, urenlang stil staan op het podium, met bladeren in je haar genieten van de muziek. Als dat geen topcarrière is.
Tijger, tijger
Het is een drukke straat, met in het midden een trambaan. Links en rechts schieten de auto’s voorbij, en in de spits staan ze stil. Hier en daar staat een miezerige boom naar adem te snakken.
Er is weinig ruimte voor voetgangers, die moeten over een smalle stoep hun weg zoeken, dicht langs de huizen. Die huizen zijn hoog en er is niets opmerkelijks aan te zien, behalve misschien dat ze allemaal dezelfde vuilgrijze kleur hebben.
Voor een raam zit een tijger, levensgroot en levensecht. Hij kijkt langs het opzij geschoven gordijn naar buiten, naar de auto’s en mensen. Onbeweeglijk stoïcijns. Zelfs zijn snorharen trillen niet. Hij is gemaakt van pluche, maar wil dat niet weten.
Elke dag zit hij daar, hij heeft een taak. Hij voegt een glimlach toe aan een omgeving die onzichtbaar is van alledaagsheid.
Lente
Taart
Het plein zat vol met mensen die in de voorjaarszon koffie dronken. Sommige aten er appeltaart bij. Bij de verschillende terrasjes werd op zwarte schoolborden die taart aangeprezen met de aanduiding “huisgemaakt”.
Huisgemaakt is een nogal aanstellerig, maar essentieel woord in de horeca. Huisgemaakte pasta, huisgemaakte soep, huisgemaakt brood. Waar is dat huis dan waar al dat heerlijks wordt vervaardigd? Je zou toch verwachten dat al die gerechten gewoon worden bereid in een keuken met industriële inrichting, zoals we die tegenwoordig kennen van de kookprogramma’s op tv. Of dat ze met een vrachtwagen worden afgeleverd en in de magnetron worden opgewamd.
Huisgemaakt roept een beeld van huiselijkheid op. Een beeld dat meestal vals is. Wat overigens niet af hoeft te doen aan de smaak van de etenswaar.
Het is opvallend dat je het synoniem van huisgemaakt –”zelfgemaakt” – nooit op zo’n schoolbord bij een terras zult lezen. Maar wel heel begrijpelijk. Want zelfgemaakt mag dan wel precies dezelfde betekenis hebben, de associaties zijn heel anders. Als een restaurant zijn klanten een “zelfgemaakte appeltaart” aanbiedt, roept dat de associatie op van goed bedoeld amateurisme.
Andersom werkt ook niet: iemand die de verjaardagsvisite een “huisgemaakte kwarktaart” serveert, wordt al snel verdacht van aanstellerij!
Aanstormend
De brochure van een theater prijst een voorstelling aan. Die voorstelling is prachtig en bijzonder. Het publiek móet er naartoe, vooral omdat de hoofdrol wordt gespeeld door ‘het meest aanstormende talent van dit moment.’
Daar moet ik even over nadenken.
Blijkbaar heb ik iets gemist, ik heb ‘aanstormend’ nog niet eerder op deze manier gebruikt gezien, alsof het een equivalent is van `veelbelovend’. Een aanstormend talent, dat hoor je wel vaker. Veel mensen in de cultuurwereld worden tegenwoordig zo beschreven. Vooral jonge mensen, die nog volop bezig zijn hun naam te vestigen. Dat woord `aanstormen’ roept het beeld op van een bestorming van een bastion, dat vind ik mooi.
Maar `meest aanstormend’? Is het mogelijk onderscheid te maken tussen de ene aanstormer en de andere? Waarbij de een met meer kracht en passie aan komt rennen dan de ander? En daartussen dan weer één uitzonderlijk persoon op wie de overtreffende trap van aanstormend van toepassing is?
Ik zie een horde polsstokspringers voor me, die onder luid gejoel zich over een sloot slingeren, over een rivier, een meer. Eentje lanceert zichzelf en schiet brullend hoog boven de rest uit.
Als dat nou een aanbeveling is?
Handschoen
Als ik in mijn straat de hoek omga, zwaait een hand naar mij. Al twee of drie weken lang doet hij dat, soms een paar keer per dag.
Er zit geen arm aan die hand, erboven is geen vriendelijk lachend hoofd te zien. De hand is geen echte hand, maar een handschoen. Die ligt in een raamkozijn te wachten tot de eigenaar hem eindelijk komt ophalen. Iemand heeft hem zo neergelegd, dat de suggestie bijna perfect is. De pols iets gekromd, de vingers recht naast elkaar omhoog. Je loopt langs, vangt vanuit je ooghoeken iets op, en denkt dat iemand naar je wuift. Dag, dag, veel plezier vandaag.
Vandaag stopte ik en deed wat ik al die weken al had willen doen. Ik tilde de handschoen op en bekeek hem eens goed. Ja, inderdaad. Wat ik vermoedde was waar. De handschoen was stevig opgevuld met oude kranten. Hoe zou hij anders al die tijd in regen en wind de wuifpositie hebben behouden?
Ik zette hem terug, precies zoals hij stond, en liep met een glimlach op mijn gezicht verder. Iemand had de moeite genomen om een kunstwerkje te maken van een verloren voorwerp. Een begroeting en vaarwel voor alle voorbijgangers.
Dag, dag, veel plezier vandaag!