Zelfs als het regent, zelfs als de bomen al bijna uitgebloeid zijn – de lindebloesem is de heerlijkste zomergeur. Een heimweegeur, die verlangen oproept naar iets ongrijpbaars, iets dat geen naam en geen vorm heeft. Als ik in de schemering langs de lindes fiets die overal in de stad staan, word ik erdoor omgeven – soms zou ik bijna hetzelfde stukje terug willen fietsen om nog een keer te ruiken.
Maar de zomer is ook: de geur van de zon op bruinverbrande huid – ozon. En van vochtige aarde, als na lange droge dagen de regen weer komt, of die speciale lucht van de eerste regen op door de zon verwarmde bakstenen.
De geur van ouderwetse, grote rode en roze rozen die maar een dag bloeien en dan hun blaadjes al laten vallen. De vreemde kruidige geur van plakkerige petunia’s en van goudsbloemen, allebei onmiskenbaar eigen.
Gemaaid gras natuurlijk. Aardbeien. En zonnebrandcrème. En de zoute, schone lucht van de zee.
ultiem
Zomergeluiden
Mid-zomer: de populieren die staan te ruisen in de harde wind, als je eronder door loopt is het alsof duizenden blaadjes zachtjes in hun handen klappen. De zee, die ook ruist, maar op een enthousiastere, energiekere manier dan de bomen. De stad, die absoluut ánders klinkt dan in andere jaargetijden: relaxter, zachter, mellow, met minder getoeter, en minder rondzoemende gedachten.
IJverige grasmaaiers in de vroege ochtend. Luie jazzmuziek, van Miles Davis bijvoorbeeld, zachtjes uit een open raam, in de blauwe avond. Een zoemende mug. Het gepraat en gelach op de terrassen, tot aan sluitingstijd en daarna, zelfs als het fris is en je buiten een dikke trui of zelfs een paraplu nodig hebt – zodat wie bij die terrassen in de buurt woont, pas heel laat in slaap valt.
Díe mensen slapen waarschijnlijk met het raam dicht, maar anderen houden in de nacht het raam op een kier. Zodat ze om een uur of vier wakker worden van het onweer dat eerst met een indrukwekkend lage bas in de verte rommelt en vervolgens krakend, vlak boven het dak uithaalt.
Overdag klinken de zwaluwen. Natuurlijk, de zwaluwen die boven de stad dat hoge, nergens mee te vergelijken geluid maken. En als we het toch over vogels hebben: de eksters, die aan de buitenwereld alleen hun schelle, harde stem laten horen, maar die onder elkaar lieve, zachte pruttelgeluidjes maken. Een gelukje: als je je onopvallend houdt, vang je daar soms een flard van op.
Scherven brengen geluk
De lindebomen zaten zo vol in het blad dat het licht er bijna niet doorheen kwam. Zo was het op het fietspad al schemerig, terwijl verderop in de stad de zon nog voluit scheen. In de verte, waar het pad overging in een weg zag ik iemand voorover gebogen staan. Eerst was hij niet meer dan een schaduw, maar toen ik dichterbij kwam, veranderde de schaduw in een heer. Hij droeg een nette, hoog dichtgeknoopte grijze regenjas en had een scheiding in zijn haar. Zijn zwarte herenfiets was langs de kant geparkeerd.
De heer bukte zich, ongemakkelijk dicht naar de grond. Een houding waarbij het je zomaar in je rug kon schieten. Pas op, wilde ik zeggen. Ik zei niets.
Ik fietste langs en zag hoe hij met een ouderwetse stoffer en blik stukken glas bij elkaar veegde. Iemand had op het fietspad tijdens een wilde nacht een wodkafles kapot gegooid, de scherven waren een gevaar voor fietsbanden, kinderhandjes, hondenpootjes.
Ik wilde stoppen. Stopte niet.
Toen ik aan het eind van het pad was, keek ik om. De man keek speurend naar beneden, ging door de knieën, op zoek naar de allerkleinste, de allerlaatste scherven.
Zou hij altijd een stoffer en blik in zijn fietstas bij zich hebben? Of zou hij naar huis zijn teruggefietst zodra hij het gebroken glas had opgemerkt, had hij het schoonmaakgerei snel uit het keukenkastje gegrist?
En waar liet hij de scherven?
Of zou hij zelf die wodkafles kapot hebben gesmeten?
Een 6je of een 10?
Het kabinet en aanverwante geesten willen een einde aan de zesjescultuur. Studenten moeten weer gaan studeren in plaats van feestvieren. Excelleren is het toverwoord dat ons weer op VOC-niveau moet brengen. Voor de studenten betekent dat: voldoen aan alle eisen, luisteren naar de docent, net dat beetje extra geven.
En toch: het zijn veelal diezelfde mensen die heel hard roepen dat Nederland niet het braafste jongetje van de klas moet zijn. Dat het land dus niet aan alle eisen moet voldoen, niet moet luisteren naar de meester, niet dat beetje extra moet geven.
Ergens klopt hier iets niet.
Rood met witte stippen….
In de hoek
Protest vereist een reactie van degene tegen wie het protest gericht is: uitleg, verantwoording, een heropening van de onderhandelingen, of desnoods een weigering om iets te veranderen.
Maar als het stil blijft bij de tegenpartij, verliest het protest zijn zin. Letterlijk: het protest wordt hol, leeg, krachteloos.
Als er wordt geprotesteerd terwijl er niemand luistert, is dat net alsof er een kind staat te stampvoeten in de hoek. Zo’n kind is ongevaarlijk, je kunt het veilig negeren, het doet er niet toe.
Zo bezien, is negeren de perfecte tactiek om elk protest in de kiem te smoren. Zou die tactiek worden beschreven in de handboeken van de macht?
Bozig
Kranten staan vol boze woorden tegenwoordig. En dan bedoel ik niet de ingezonden brieven, maar wel nieuwsberichten waarin je eigenlijk geen emoties verwacht. Ook op de radio en televisie klinken voortdurend woorden waarvan je je voorstelt dat ze met een verontwaardigde fronsrimpel tussen de wenkbrauwen worden uitgesproken. Overtreders worden niet voor de rechter gedaagd, maar worden aan de haren naar de rechtbank gesleept. Geen enkele sporter behaalt nog de overwinning. Die overwinning wordt gepakt. Ministers staan met de poten in de modder alsof ze voor een stoer baggerbedrijf werken in plaats van achter een bureau stapels dossiers zitten door te nemen. Het kabinet knokt, alsof er een ploeg stoere jongens met gebalde vuisten op het schoolplein staat. Banken en landen gaan niet failliet, ze vallen om. In zo’n sfeer is het logisch dat iedereen strijd voert: tegen bezuinigingen, om erkenning als minderheid, of als meerderheid, tegen analfabetisme, tegen hufterigheid, tegen ontevredenheid, tegen bozigheid, voor meer zonne-energie. En een warme dag wordt afgestraft met onweersbuien.
Wat een bozigheid is er in de wereld. Woorden zijn krachtig, ze bepalen hoe je de wereld ziet. Dat is iets dat scholen zouden moeten onderwijzen, zo belangrijk is het.
Is het misschien zo dat je door alles vanuit boosheid te benoemen, juist nog meer boosheid creëert?
Pinguïns
Bijzondere dag
Aan het einde van de dag is het licht lager, maar niet zachter. Zuidwestenwind in de duinen, bijna stormachtig. Ik voel de wind als een stevige hand in mijn rug. Op mijn fiets suis ik omhoog, omlaag, door, door. Om mij heen gewuif en gewapper: trillende zilveren bladeren van de abelen en groene duindoorntakken.
De zon flitst en huivert. De lucht is zo egaal als een zijden sjaal, met heel hoge meeuwen die hun witte buik laten blinken in het felle licht. Ze drijven op de wind, zonder enige inspanning. Het komt me voor dat er vandaag een scherpe scheidslijn loopt tussen boven en onder: boven alles rustig en geruisloos, onder een en al beweging en kabaal.
Ik suis door, hoe hard zou ik gaan? Sommige mensen dragen een helm op de fiets, maar ik vind dat onzin. Als je valt, dan val je – niets aan te doen. Je laat je toch niet het genot van wapperende haren, de wind tegen je hoofd ontnemen uit angst voor bloed?
Met spijt rijd ik de duinen uit, de stad in. Ik kom langs de oude herenhuizen aan het kanaal. In een kamer zie ik een vrouw staan in een ouderwetse avondjurk, ze beweegt niet, haar blote arm houdt ze elegant gestrekt. Voor ik meer kan zien, ben ik het huis al voorbij. Op een muurtje kijkt een kat met heel lichtgroene ogen me na.