Ik heb een beetje last van vakantiestress, zegt iemand. Als ik dat hoor, denk ik dat vakantie en stress twee tegengestelde begrippen zijn, die nooit in één woord samen gevoegd zouden moeten worden. En ik denk `een beetje’? Stress is nooit een beetje, stress is altijd mega, anders zou het geen stress zijn.
`Een beetje’ is populair, je hoort het overal. `De renners gingen een beetje dood tijdens de klim’. ‘Ik werd een beetje gek toen ik het nieuws over de royal baby hoorde’. ‘Mevrouw is een beetje depressief’. ‘Die uitverkoopjurk was toch nog wel een beetje duur’. ‘Er is deze week een beetje een hittegolf’.
‘Een beetje’ is een uitdrukking waar je alles zo ver mee kunt afzwakken dat het volkomen ongevaarlijk wordt: heftige emoties (`ik voel me een beetje verdrietig’, `ik word hier een beetje boos over’) en heftige opinies (`Ik vind dit toch een beetje een vorm van oplichting’). Het is een uitdrukking om je achter te verschuilen, een uitdrukking die je in staat stelt om ergens mee weg te komen. Het is een uitdrukking voor mensen die niet zo vreselijk moedig zijn, die liever niet de volle verantwoordelijkheid voor hun woorden willen nemen. Maar die toch een statement willen maken.
Hebben andere talen ook zoiets? Als ze geen equivalent kennen van `een beetje’, zouden ze er een uitdrukking voor moeten uitvinden. Want dankzij `een beetje’ kunnen we bijna alles zeggen wat we denken. Kunnen we de illusie in stand houden dat we zo direct en uitgesproken zijn.
Kortom, `een beetje’ is toch wel een beetje essentieel voor ons zelfbeeld, voor onze cultuur. Een beetje is prachtig!