De staatssecretaris heeft het debat overleefd, voorlopig althans. Ik las dat ze elke ochtend tegen haar spiegelbeeld zegt: Dit wordt een goede dag. Als je zoiets over iemand weet, is het lastig om nog een echte hekel aan haar te hebben. Zouden haar tegenstanders in het debat datzelfde krantenartikel gelezen hebben?
Ze stond achter het spreekgestoelte en stelde zich teweer. Iedereen – staatssecretaris en Kamerleden – had het voortdurend over `acteren’. Dat trok mijn aandacht.
“Ik heb geacteerd volgens de regels die we met elkaar hebben bepaald.” “Heeft u wel snel genoeg geacteerd?” “Ik constateer dat er adequaat geacteerd is.” Niemand lachte om elkaars woordgebruik, bloedserieus was het allemaal.
In geen enkel ander gezelschap wordt `acteren’ op die manier gebruikt, behalve misschien in de bestuurskamer van een grote onderneming. Het is een beetje opgeblazen, zichzelf belangrijk makend. Wat ik raar vind, is dat in de politieke wereld blijkbaar niemand aan die andere, échte betekenis van acteren denkt. Een acteur zijn, buiten de werkelijkheid treden, poseren. Een rol spelen.