Het is een raadsel hoe andere mensen dat doen: lezen in de trein. Ik wil alles zien, staar alleen maar uit het raampje. Naar koeien, gras, lucht.
Het lijkt bijna lente: er is een overvloed aan licht, dat ongefilterd over het land stroomt. Over een fietspad tussen weilanden zonder koeien loopt een klein gezelschap. Een heer in een lange donkere jas. een wandelstok in zijn hand, struikelt en valt. Zijn benen schieten omhoog. Ik moet denken aan meester Prikkebeen. De andere mensen kijken werkeloos toe.
Ik zou willen opspringen, hem overeind helpen. Heeft u zich bezeerd?
Maar de trein rijdt door, ik zie het groepje wandelaars niet meer. Aan de horizon drommen regenwolken. De gevallen man verdwijnt uit mijn gedachten.