Als ik in mijn straat de hoek omga, zwaait een hand naar mij. Al twee of drie weken lang doet hij dat, soms een paar keer per dag.
Er zit geen arm aan die hand, erboven is geen vriendelijk lachend hoofd te zien. De hand is geen echte hand, maar een handschoen. Die ligt in een raamkozijn te wachten tot de eigenaar hem eindelijk komt ophalen. Iemand heeft hem zo neergelegd, dat de suggestie bijna perfect is. De pols iets gekromd, de vingers recht naast elkaar omhoog. Je loopt langs, vangt vanuit je ooghoeken iets op, en denkt dat iemand naar je wuift. Dag, dag, veel plezier vandaag.
Vandaag stopte ik en deed wat ik al die weken al had willen doen. Ik tilde de handschoen op en bekeek hem eens goed. Ja, inderdaad. Wat ik vermoedde was waar. De handschoen was stevig opgevuld met oude kranten. Hoe zou hij anders al die tijd in regen en wind de wuifpositie hebben behouden?
Ik zette hem terug, precies zoals hij stond, en liep met een glimlach op mijn gezicht verder. Iemand had de moeite genomen om een kunstwerkje te maken van een verloren voorwerp. Een begroeting en vaarwel voor alle voorbijgangers.
Dag, dag, veel plezier vandaag!