In de tram ruikt het naar natte jassen. Een druipende paraplu staat eenzaam en vergeten in een hoek. Het is niet vol, de reizigers zitten in hun eentje op tweepersoonsbankjes en kijken naar buiten. De zomerheimwee staat op hun gezicht geschreven. Bij elke halte klinkt de stem van de mechanische omroeper, verder is het stil.
Een meisje zit schuin op haar stoel, ze draagt Uggs met zwarte panty’s, en ze heeft een kort spijkerjackje aan. Daaronder een niet zo gelukkig gekozen tuniek met zwarte en witte strepen. Iedereen weet dat je geen horizontale strepen moet dragen als je te zwaar bent.
De tram gaat een bocht om, ze neemt een zilveren tasje uit haar rugzak en haalt er een spiegeltje uit. Haar ogen zijn nog weerloos, alsof ze net is opgestaan.
Maar dan gaat ze aan de slag met oogpotlood. De tram stopt. Snel trekt ze een lijn langs haar ogen. De tram trekt op, schommelt een beetje. Het meisje pakt een mascararoller en begint geconcentreerd haar wimpers zwart te kleuren. De tram remt, toetert, trekt weer op. Haar hand is vast, ze gaat onverstoorbaar door. Een laag, nog een laag. Nog een laag.
Minieme geconcentreerde bewegingen, elke vrouw weet hoe moeilijk dat is. Voor je het weet heb je een zwarte veeg onder je oog. Dit meisje is een professional. Nog een laag mascara, bovenste wimpers, onderste wimpers. Ze transformeert zichzelf van een te dik meisje met de verkeerde kleren tot een vrouw. En dat alleen maar met behulp van wat mascara.
De tram mindert vaart, de omroepstem kondigt de volgende halte aan. Het meisje glimlacht naar zichzelf in haar spiegel, bergt haar make-up op en stapt uit.