We hebben met elkaar ooit afgesproken dat 100% het totaal weergeeft: een bui op 100% van alle zomerdagen betekent dat het elke dag van 21 juni tot 21 september regent, 100% van een potje pindakaas opeten betekent dat het potje leeg is als je voldaan – of misselijk – de lepel neerlegt.
Toch voelen veel mensen tegenwoordig de noodzaak om zich voor meer dan 100% in te zetten voor een goede zaak: een tv-programma, hun sport, een politieke kwestie, of gewoon een project op hun werk. `Ik geef me voor 200%’, zeggen ze met enige bravoure. Of zelfs: `Ik ga er voor 300% voor.’
Wat betekent dat dan? Dat ze op wonderbaarlijke manier twee of drie klonen van zichzelf weten te vervaardigen en daarmee samen op weg gaan naar het belangrijke einddoel? Dat ze zich overdreven streberig voordoen? Of dat ze simpelweg niet weten wat de definitie is van 100% ? En ook interessant: wie laat zich door die belofte van vele honderden procenten foppen?