De hele nacht trekt de wind aan de ramen en buldert hij in de schoorsteen. Het hele huis lijkt ervan te schudden, wat niet erg bevorderlijk is voor de slaap van de bewoners. Ze liggen mee te schudden in hun bedden. Om drie uur gaat het licht in het bovenste appartement aan, om vier uur in het middelste. En het lampje in de benedentuin blijft branden tot aan het vroege morgenlicht.
Dit is de zoveelste nacht al deze winter, de wind heeft het druk. Nadat de bewoners zijn opgestaan wordt het niet rustiger, eerder luider. De storm valt aan vanaf de zee, doelbewust de ene na de andere stoot uitdelend. Een winterstorm is niet opzettelijk agressief, heeft hij niet het doel om iemand te straffen of te jennen. De natuur is, meer niet – schreef iemand pas nog in een column.
Buiten doe ik mijn fiets van het slot, blij dat het niet regent. Misschien zo meteen wind in de rug? Niet goed te bepalen, de vlagen gaan alle kanten uit. De inhoud van een vuilniszak waait over straat. De meeuwen, die dol zijn op het afval uit de stad maar er tegenwoordig door vuilniscontainers bijna niet meer bij kunnen, hadden blijkbaar een buitenkansje.
Plastic verpakkingen van snoep, wasverzachter, een lege fles huishoudazijn, een stel kaaskorsten, vederlichte houders van waxinelichtjes dansen zo de voortuinen van de huizen in. En heel veel stukken wit papier. Ik grijp een stuk nat geworden vel papier dat zich tussen mijn voorwiel wurmt. Onwillekeurig bekijk ik wat er op staat en lees `Mijn allerliefste’ in druipende blauwe handgeschreven letters.
Een liefdesbrief gejaagd door de wind? Die is niet voor vreemde ogen bestemd. Ik frommel het papier snel in elkaar. Vraag me af wat er op de andere dwarrelende papiervellen staat. Of hier sprake is van liefdesverdriet, teleurstelling, woede, bedrog – of van een perfectionistische minnaar die alleen de mooist geschreven, precies passende woorden wil versturen en alle mislukte probeersels in de vuilniszak heeft gestopt.
Stel dat hier de bij een heftige affaire behorende correspondentie over straat verstrooid raakt. Het papier vliegt links en rechts om me heen, samen met nog meer plastic. De wind kan zich er blijkbaar niet druk om maken. Ik stap op mijn fiets en rijd weg. Wind tegen.