Ergens heb ik wel sympathie voor ze. Voor de mensen die zich niets aan trekken van de werkelijke weeromstandigheden. Die leven volgens het ideaalbeeld dat bij een bepaalde kalenderdatum hoort. 15 september: mild nazomerweer, ideaal om de nog bruine blote benen te showen. 16 september: wat een heerlijke zon, na het werk drinken we een glas wijn op een terrasje.
In hun hoofd is geen plaats voor een realiteit die warme truien, regenjassen en kaplaarzen dicteert. Rustig lopen ze door storm en regen in hun Birkenstocks, korte broeken en Ibiza-hempjes. Ze eten ’s avonds, als het hooguit acht graden is, op het terras hun pasta of pizza. Hun jas hangt nonchalant over de stoelleuning. In de ochtendtrein zitten ze zich in dunne outdoor-kledij te verheugen op een dagje wandelen over de hei. Dat het water tegen de ramen gutst en dat ze meer modder dan hei zullen zien – Ik wilde schrijven: dat deert hen niet. Maar ik geloof eigenlijk dat ze dat soort zaken helemaal niet opmerken. In hun hoofd is het nazomer, een tijd om heerlijk buiten te zijn en te genieten.
Zij zullen nooit last hebben van najaars- of winterblues. Voor hen is het altijd het mooiste weer in het best mogelijke seizoen. Benijdenswaardig, dat zijn ze.
Zo’n hoofd zou ik ook wel willen hebben.