Vijf, zes weken heeft het geduurd. Loomheid lag als een zachte deken over de stad. De straten roken naar lindebloesem en zon, en mensen die niets dringend te doen hadden slenterden langs de bloeiende stokrozen– met een glimlach om hun mond. Weinig auto’s, weinig fietsen – ook zonder goed uitkijken bij het oversteken had je een aardige kans om heelhuids aan de overkant te komen.
En het geluid, het geluid van de stad, dat was echt anders. Een zacht tevreden hummen, op een enkel moment kortstondig opgeschrikt door het gebrul van een midlife motorrijder. En ’s avonds in de verte het geplop-plop van vuurwerk aan zee. Als er ooit een tijd voor dromen was –
Vandaag weer naar kantoor, mooi jurkje aan dat de bruine tint goed doet uitkomen. Hoe krijg je in hemelsnaam die volle mailbox ooit weer leeg? Kinderen worden naar school gebracht, de straat vol het schoolplein staat vol auto’s met draaiende motor. Oversteken is nog niet zo makkelijk. De stad humt niet meer, dat is iets van lang geleden. Nu zoemt het overal, zelfs op de stilste plekken, als een elektrisch geladen apparaat, met onverwachte schrille uithalen dat doet denken aan een nieuwe vorm van house. Misschien nog niet zo slecht. Nostalgie is fijn af en toe, maar als je niet oppast verzink je erin als een prinses in al te zacht beddengoed. Als er ooit een tijd voor actie was –