Het was tijd voor even iets anders, even geen werk. Ik stapte op de fiets en reed naar de pottenbakkerij in het centrum van de stad. Een daar eerder gekochte beker en een schaaltje waren onlangs met veel spijt in de vuilnisbak beland. Pats op de grond, zo uit mijn handen geglipt. Ja, dan blijven er alleen scherven over.
Tijd voor een nieuwe beker en een nieuw schaaltje. In de pottenbakkerij stond het vol met bekers, schaaltjes, vazen, borden, van alles. Mooie kleuren. Het rook er naar natte klei. De eigenaar kwam me een hand geven, wat ik charmant vond. Kijk maar gewoon rond, zei hij. Mijn beker zag ik gelijk staan, mijn schaaltje niet.
“Het heeft de kleuren en de beweging van de wolken,” probeerde ik. Hopeloos. Mmm, zei de pottenbakker en verdween naar de werkruimte naast de winkel. Ik keek om de hoek. Planken met witte vormen, nog niet geglazuurd en niet gebakken.
In een hoekje scharrelde een kip. Een dikke, bruine kip met kwastjes van veren aan haar poten, alsof het hier geen pottenwerkplaats was, maar een tuintje. De pottenbakker kwam terug, hij zag me kijken. “Dat is de laatste van een koppeltje,” zei hij. “Dus haal ik haar overdag naar binnen, anders is ze zo alleen. Ze krijgt lekkere hapjes en soms zit ze even op schoot.” De kip liep langs me heen, op weg met een duidelijk doel, een plas zonlicht naast de etalage. Ze maakte het zich gemakkelijk in de zon.
Ik dacht aan gladde bruine eitjes in wolkenkleurige schaaltjes. Aan een wit ei in een ongeglazuurd wit kopje. En aan scharrelen zonder bang te zijn voor eenzaamheid of de kou, omringd door de geur van natte klei.
“Zo’n schaaltje heb ik nu niet, maar ik kan er een voor je maken. Met de beweging van de wolken.”
Dat wilde ik wel. Als ik mijn nieuwe schaaltje straks zou gaan halen, kreeg ik misschien wel een vers gelegd eitje mee.