Op nieuwjaarsdag maakte ik een wandelingetje. Er was wat zon en een harde wind. Ik verwonderde me. Hoe sterk de stilte is na een nacht vol geknal. De vogels durfden weer en in de verte kwam een kleine hond aangestormd. Wapperende oren, dit is vrijheid. Niemand die hem tegenhoudt, er zit meer snelheid in hem dan hij zelf had gedacht. Klein lijfje over het fietspad, snel als een jachthond.
De vrijheid is beter dan hondenbrokjes en een warme hondenmand. Deze hond zou niet stoppen voor de drie kinderen die achter hem aan renden. `Blijf, blijf,’ riepen ze, zonder resultaat. De hondenopvoedcursus was al lang geleden, daar had deze hond geen boodschap meer aan.
Toen hij mij zag, minderde hij vaart. Toch even kijken en snuffelen. Hij sprong tegen mijn benen, wilde kennis maken. De kinderen kwamen ademloos dichterbij. `Blijf,’ fluisterde het oudste jongetje.
Ik greep de hond bij zijn halsband, dat had hij niet verwacht. Verrader, siste hij tegen me.
De jongen maakte het haakje van de lijn aan de halsband vast. Thuis zou hij niet vertellen hoe hij de hond heel even, heel even maar, los had laten lopen. `Dank u wel, mevrouw.’