Er zijn veel mooie woorden, en een van de mooiste is `schemering’. Het woord heeft een langgerekte klank van verlangen. Dat past precies bij het blauwe einde van de dag, wanneer de merel boven op het dak uitbundiger zingt dan ooit en de kleuren langzaam vervagen van pastel naar grijs.
Weemoed, dat is het gevoel dat hoort bij `schemering’.
Geen idee of de marketingmensen van de verffabriek dezelfde associatie bij dat woord hebben. Schemering, dat is namelijk ook de naam van een verf. Een witte verf, maar gewoon `wit’ op het etiket van een blik verf is niet spannend. En bovendien zijn er zoveel soorten wit: groenig wit, blauwig wit, roze-wit – die verdienen allemaal een eigen naam, en wel eentje die zo verleidelijk is dat de koper er geen weerstand aan kan bieden. Wonen tussen muren in de kleur `thuis’, daar moet je wel gelukkig van worden. Of een keuken geverfd met `zalig’, en hier en daar een streepje `zondag’ ertussen. Of een slaapkamer met openslaande deuren, geschilderd met `lieverd’.
Zo moet het marketing-idee ooit zijn ontstaan, maar er zijn zoveel kleuren en de associatieve woordenschat van de reclamemensen is misschien niet zo groot. Als je nu het kleurenpalet van een gemiddeld verfmerk bekijkt, lijkt het alsof een waanzinnige met de kaartjes van een pim-pam-pet-spel gestrooid heeft: mirre, albast, kloek, voeling, sla, look, New York, knuffel, pret, dobber, lever, applaus. En met als toppunt: topper – voor de klussers die zich in hun eigen huis een winnaar willen voelen.