De brochure van een theater prijst een voorstelling aan. Die voorstelling is prachtig en bijzonder. Het publiek móet er naartoe, vooral omdat de hoofdrol wordt gespeeld door ‘het meest aanstormende talent van dit moment.’
Daar moet ik even over nadenken.
Blijkbaar heb ik iets gemist, ik heb ‘aanstormend’ nog niet eerder op deze manier gebruikt gezien, alsof het een equivalent is van `veelbelovend’. Een aanstormend talent, dat hoor je wel vaker. Veel mensen in de cultuurwereld worden tegenwoordig zo beschreven. Vooral jonge mensen, die nog volop bezig zijn hun naam te vestigen. Dat woord `aanstormen’ roept het beeld op van een bestorming van een bastion, dat vind ik mooi.
Maar `meest aanstormend’? Is het mogelijk onderscheid te maken tussen de ene aanstormer en de andere? Waarbij de een met meer kracht en passie aan komt rennen dan de ander? En daartussen dan weer één uitzonderlijk persoon op wie de overtreffende trap van aanstormend van toepassing is?
Ik zie een horde polsstokspringers voor me, die onder luid gejoel zich over een sloot slingeren, over een rivier, een meer. Eentje lanceert zichzelf en schiet brullend hoog boven de rest uit.
Als dat nou een aanbeveling is?